-
1 uitkomen
1 [terechtkomen, arriveren] arriver3 [uitspruiten; uit het ei komen] sortir4 [bekend worden] s'ébruiter5 [+ voor][bekennen] reconnaître6 [kloppen] être exact8 [m.b.t. publicatie, verschijnen] paraître9 [rondkomen] s'en sortir♦voorbeelden:bij het uitkomen van • à la sortie dehet pad komt op een weg uit • le sentier débouche sur une routede bloemen komen uit • les fleurs éclosenteen pas uitgekomen kuikentje • un poussin qui vient de sortir (de l'oeuf)het uitkomen • la sortie5 (openlijk) voor iets uitkomen • reconnaître (ouvertement) qc.voor zijn mening uitkomen • exprimer son opinionAjax komt uit met drie buitenlandse spelers • Ajax aligne trois joueurs étrangerswedstrijd waarin twee teams tegen elkaar uitkomen • match qui oppose deux équipesuitkomen voor het nationale elftal • jouer dans l'équipe nationale10 iets goed laten uitkomen • bien faire ressortir qc.boven het lawaai uitkomen • dominer le tumulteer niet meer uitkomen • ne plus s'en sortirdat komt mij net goed uit • cela m'arrangedat komt goed uit • cela tombe biendat komt goedkoper uit • cela revient moins cherop hetzelfde uitkomen • revenir au même -
2 uitkomen
2 [toegang geven tot] lead (to), give out (into/onto)4 [uit het ei komen] hatch (out)6 [+ voor] [bekennen] admit11 [rondkomen] manage, (be able to) live12 [waarneembaar zijn] show up, stand/come out ⇒ be apparent♦voorbeelden:5 het kwam uit • it was revealed, it transpiredeerlijk uitkomen voor • admit openly, be honest aboutmijn voorspelling kwam uit • my prediction proved correct/came true8 wie moet er uitkomen • whose lead is it?Ajax komt uit met drie buitenlandse spelers • Ajax are fielding three foreign playersmet klaveren/troef uitkomen • lead clubs/trumpsuitkomen voor het nationale elftal • play for one's countrydat komt goed uit • that suits me/us fine, that's very convenientwanneer het hem zo uitkwam • in his own good time, whenever the mood seized himsterk doen uitkomen • accentuate, emphasize, bring into sharp reliefiets goed laten uitkomen • show something to advantagetegen de lichte achtergrond komen de kleuren goed uit • the colours show up/stand out well against the light background -
3 goed doen uitkomen
souligner -
4 een jurk die het figuur goed laat uitkomen
een jurk die het figuur goed laat uitkomenDeens-Russisch woordenboek > een jurk die het figuur goed laat uitkomen
-
5 het figuur goed laten uitkomen
het figuur goed laten uitkomen -
6 iets goed laten uitkomen
iets goed laten uitkomenbien faire ressortir qc. -
7 iets goed laten uitkomen
iets goed laten uitkomenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets goed laten uitkomen
-
8 come out
uitkomen, naar buiten komen, uitlekken, aan het licht komen, verschijnen; verdwijnen, vervagencome out1 uitkomen ⇒ eruit komen, naar buiten komen3 〈 benaming voor〉 verschijnen ⇒ te voorschijn komen, gepubliceerd worden 〈 van boek〉, uitlopen, bloeien 〈 van planten, bomen〉, doorkomen 〈 van zon〉, uit de mond komen 〈 van woorden〉, uitbreken 〈 van ziekte〉4 ontdekt/bekend worden6 duidelijk worden/zijn ⇒ goed uitkomen, er goed op staan 〈 foto〉8 zich voor/tegen iets verklaren9 haar/zijn debuut maken 〈op het toneel; in de wereld, voornamelijk met betrekking tot meisje uit hogere stand〉♦voorbeelden:8 the Government came out strong(ly) against the Russian invasion • de regering protesteerde krachtig tegen de Russische invasie¶ come out badly/well • het er slecht/goed afbrengencome out of nowhere • uit het niets opkomencome out right/wrong • goed/slecht aflopencome out for someone/something • iemand/iets zijn steun toezeggen -
9 come in handy
-
10 arranger
arranger [aarãzĵee]♦voorbeelden:arranger une entrevue • een onderhoud regelenarranger commodément sa vie • zijn leven gemakkelijk inrichten♦voorbeelden:1 s'arranger pour • het zo aanleggen dat, er voor zorgen dat1. v1) rangschikken, in orde brengen2) arrangeren, bewerken3) organiseren4) mishandelen5) repareren2. s'arrangerv1) zich redden, een oplossing vinden -
11 point
point1 [pwẽ]♦voorbeelden:(ne) point de … • geen …————————point2 [pwẽ]〈m.〉3 mate ⇒ staat, graad, moment4 punt ⇒ zaak, onderwerp, kwestie6 (brei-, naai)steek♦voorbeelden:points de suspension • gedachtepuntjes, puntje, puntje, puntjemettre le, un point final à qc. • ergens een punt achter zettenun point, c'est tout • punt uit, en daarmee basta→ misepoint de chute • plaats van inslagpoint d'eau • tappuntpoint d'impact • trefpuntpoint d'intersection • snijpunt, kruispunt, knooppunt 〈 van wegen〉point de mire • mikpuntpoint de section • snijpuntpoint de vue •〈zie ‘point de vue’〉les points cardinaux • de windstrekenc'est son point faible • dat is zijn zwakke puntl'affaire est au point mort • de zaak is vastgelopenmettre (le levier) au point mort • de versnelling in zijn vrij zetten3 à ce point (que) • in zodanige mate (dat), zo erg (dat)à tel point que, au point que 〈+ aantonende wijs, soms aanvoegende wijs〉 • zo zeer, zo veel datau point de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo zeer, zo veel datà quel point • hoe erg, hoe zeerau point où en sont les choses • zoals de zaken (ervoor) staanau dernier point, au plus haut point • uiterst, tot het uiterstenous en sommes toujours au même point • we zijn nog altijd even vermal en point • lelijk toegetakeld, in slechte staatêtre mal en point • er slecht aan toe zijn4 point de détail • detailkwestie, onbelangrijk puntpoint d'honneur • erezaakpoint de religion • gewetenszaakpoint critique • heet hangijzer, punt waar het om draaitde point en point • letterlijk, preciesde, en tout point, en tous points • in alle opzichten, op alle puntenun discours en trois points • een redevoering in drie delenpoint par point • punt voor puntsur ce point • wat dit betreftbattre aux points • op punten verslaanrendre des points à qn. • iemand punten voorgeven; 〈 figuurlijk〉sterk staan, in het voordeel zijn ten opzichte van iemandvainqueur aux points • winnaar op punten6 point de couture • stiksel, stiksteekpoint mousse • ribbelsteekpoints de suture • hechtingenpoints de tapisserie • borduurstekenfaire un point à • met een paar steken bij elkaar halen7 point d'attache • thuishaven, standplaatsfaire le point • 〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren8 point de côté • steek, pijn in de zijpoint de côté • steek in de zijau point du jour • bij het krieken van de dagtomber à point • goed van pas komen, goed uitkomenà point • gaar, precies goedà point nommé • stipt op tijd, als geroepenêtre au point • in orde zijn, goed werkenêtre sur le point de • op het punt staan om (te)m1) punt2) stip3) mate, graad4) cijfer5) (brei-, naai)steek6) positie, standplaats7) steek [in de zij]8) (het) aanbreken [dag] -
12 treffen
treffen1〈 het〉2 [samenkomst] meeting3 [sport] [wedstrijd] encounter♦voorbeelden:————————treffen21 [raken] hit2 [ontmoeten, aantreffen] meet3 [met betrekking tot gevoelens] touch, affect4 [betreffen, aangaan] concern, affect5 [met ‘het’] [boffen] be lucky/in luck6 [met betrekking tot iets onaangenaams] hit, strike7 [tot stand brengen] make♦voorbeelden:1 het schot trof doel • the shot hit its mark/ 〈 van een bal ook〉went home/ 〈 figuurlijk〉 struck homegetroffen door de bliksem • struck by lightningde kogel trof haar in de borst • the bullet hit her in the chest5 je treft het (goed) • you're lucky/in luckhij had het slechter kunnen treffen met zijn werk • he could have fared worse/been worse off with his workde zwaar getroffen ouders • the distressed parentsgetroffen worden door • meet with 〈 ongelukken, rampen〉; be visited by 〈 ziekten, epidemieën〉; be involved in 〈 een faillissement〉voorbereidingen treffen • make preparations1 [(goed) uitkomen] turn out (well)♦voorbeelden:1 dat treft (goed) • what luck!, how fortunate! -
13 tomber à point
tomber à pointgoed van pas komen, goed uitkomen -
14 show up
zich vertonen, te voorschijn komen; (goed) uitkomenshow up2 zichtbaar worden/zijn ⇒ duidelijk worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 pile
pile1 [piel]〈v.〉1 stapel ⇒ hoop, berg♦voorbeelden:jouer qc. à pile ou face • over iets tossenpile de Volta • voltazuilpile atomique • kernreactorpile sèche • droge batterij, droog elementpile voltaïque • voltazuil————————pile2 [piel]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:il est dix heures pile • het is op de kop af tien uurtomber pile • goed uitkomenf1) stapel, hoop2) keerzijde [munt]3) brugpijler4) batterij5) aframmeling -
16 tomber pile
tomber pile -
17 tomber
tomber1 [tõbee]〈m.〉 〈 sport en spel〉————————tomber2 [tõbee]3 (weg)vallen ⇒ verzwakken, verdwijnen, dalen4 te lijf gaan ⇒ zich werpen (op), aanvallen5 worden ⇒ geraken, vallen6 vallen ⇒ vervallen, instorten7 (bij toeval) komen ⇒ verschijnen, geraken♦voorbeelden:tomber mort, raide mort • morsdood neervallenil laissa tomber ces mots • hij zei de volgende woorden〈 informeel〉 laisse tomber! • kap er mee, geef 't op!!!laisser tomber qn. • iemand laten vallen, zich niet meer voor iemand interesserenlaisser tomber qc. • iets laten vallen, iets loslaten, zich niet meer met iets bezighoudenjupe qui tombe bien • rok die goed valttomber dans les bras de qn. • iemand in de armen vallentomber dans l'escalier • op de trap vallenla rue tombe dans une autre • de straat komt op een andere straat uittomber de fatigue • van moeheid omvallenmots qui tombent des lèvres de qn. • woorden die van iemands lippen komenle stylo m'est tombé des mains • de vulpen viel uit mijn handentomber par la fenêtre • uit het raam vallenle soleil lui tombe sur les yeux • de zon schijnt in zijn ogendes toits qui tombent bien bas sur les fenêtres • laag overhangende dakentomber sur ses pieds • op zijn voeten terechtkomenle jour tombe • de avond valtle vent est tombé • de wind is gaan liggen4 ils nous sont tombés dessus • ze hebben ons overvallen, verrast5 tomber amoureux, malade • verliefd, ziek wordentomber dans une erreur • in een fout vervallentomber dans la misère • in ellende gerakenil est tombé bien bas • hij is wel diep gezonken7 ça tombe bien, mal • dat treft goed, slechtil est bien tombé • hij heeft het goed getroffentomber juste • opgaan, de spijker op de kop slaanje suis tombé en pleine réunion • ik kwam midden in de vergadering binnenvallencet article m'est tombé sous les yeux • dat artikel is me toevallig onder ogen gekomentomber sur qn. • iemand tegen het lijf lopentomber sur qc. • ergens tegenaan lopen♦voorbeelden:→ vestev2) uitvallen3) verzwakken4) aanvallen5) worden6) verschijnen, komen7) vallen (op) [datum]8) uitkomen [krant] -
18 show off
verfraaien; doen uitkomen, beter doen uitkomen; opscheppen; opscheppershow offII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:she likes to show off her son • ze loopt graag te pronken met haar zoon -
19 figuur
♦voorbeelden:een lomp figuur slaan • marquer d'aisanceeen pover figuur slaan • faire piètre figureeen slecht figuur slaan • faire mauvaise figureeen zielig figuur • un pauvre typezijn figuur redden • sauver la facemet zijn figuur geen raad weten • ne pas savoir comment se tenirde figuren op het behang • le(s) motif(s) du papier peint〈 pejoratief〉 wat is dat voor een figuur? • qu'est-ce que c'est que ce zèbre-là?een goed figuur hebben • être bien faiteen jurk die het figuur goed laat uitkomen • une robe qui dessine bien les formes -
20 open
adj. open; bloot; eerlijk; vrij (een baan is beschikbaar)--------n. open plaats; ruimte; openlucht--------v. openen; openmaken ; beginnen; alert zijn; openen (bij zang); openen (van benen)open1[ oopən] 〈zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:bring into the open • aan het licht brengen, bekend/openbaar makencome (out) into the open • open kaart spelen 〈 van iemand〉; aan het licht komen, ruchtbaarheid krijgen 〈 van iets〉in the open • buiten(shuis), in de open lucht; in het open/vrije veld, op het land; in volle zee————————open21 open ⇒ geopend; met openingen; onbedekt, niet (af/in)gesloten, vrij2 open(staand) ⇒ beschikbaar, onbeschut; vacant; onbeslist, onbepaald3 openbaar ⇒ (algemeen) bekend, duidelijk, openlijk4 open(hartig) ⇒ oprecht, mededeelzaam♦voorbeelden:open book • open(geslagen) boekkeep one's eyes open • goed opletten, uitkijken〈 figuurlijk〉 with one's eyes open • bij zijn/haar volle verstand, weloverwogen〈 figuurlijk〉 you bought that old car with your eyes open • je wist wat je deed toen je die oude auto kochtopen harbour • ijsvrije havenopen passage • vrije doorgangopen prison • open gevangenisopen sandwich • canapé, belegde boterhamin the open air • buiten(shuis), in de open luchtopen to • toegankelijk vooropen question • open vraagopen return ticket • retourkaartje geldig voor onbepaalde duur〈 juridisch〉 open verdict • juryuitspraak met betrekking tot een overlijden waarbij geen melding wordt gemaakt van de juiste doodsoorzaakit is open to you to • het staat je vrij tethere are four courses open to us • we kunnen vier dingen doen/wegen inslaanlay oneself (wide) open to • zich (helemaal) blootstellen aanthrow open • opengooien, openstellen 〈 bijvoorbeeld voor publiek〉open hostilities • openlijke vijandighedenopen letter • open briefopen secret • publiek geheimbe open with • open kaart spelen metopen day • open dag/huisopen examination • openbaar examenopen shop • werkplaats waar zowel leden als niet-leden van een vakvereniging mogen werkenwith open hands/an open hand • gul, royaalkeep open house • erg gastvrij zijnopen marriage • vrij/open huwelijkhave/keep an open mind on • openstaan voorwith open mouth • sprakeloos van verbazinglay oneself open to ridicule • zich belachelijk makenbe open to an offer • bereid zijn een aanbod in overweging te nemen————————open31 opengaan ⇒ (zich) openen, geopend worden4 opendoen ⇒ de deur openen; (een boek) openslaan♦voorbeelden:open into/onto the garden • uitkomen in/op de tuin4 I opened at page 58 • ik deed/sloeg het boek open op bladzijde 58II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 openen ⇒ voor geopend verklaren, starten3 openleggen ⇒ toelichten, openlijk meedelen4 openstellen ⇒ ontvankelijk/vatbaar maken, verruimen♦voorbeelden:open a credit • een krediet openenopen a new road through the jungle • een nieuwe weg aanleggen door de rimboeopen fire at/on • het vuur openen op
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский
goed uitkomen
Страницы